Veelgestelde vragen zijn er veel in het leven. Dat lijkt een pleonasme, maar dat is het niet. ‘Alles goed?’ is er zo één, maar vanaf juni is er één die nog bijna vaker voor komt.
‘Ga je nog op vakantie?’, vragen mensen dan. Niet alleen vage kennissen die je in de supermarkt tegenkomt (bij wijze van spreken), maar mijn bloedeigen vader ook. ‘Wat doen we nou met de vakantie?’, vraagt hij al weken. Het enige wat ik nog geantwoord heb is: ‘Het onderwerp des doods’. Oké, dat is misschien een tikkeltje overdreven, maar voor mij is op vakantie gaan wel een soort van onderwerp op de zwarte lijst. Het zit namelijk zo: ik weet altijd heel erg goed wat ik wil, behalve als het op vakantie aankomt.
‘Waar doe je in godsnaam moeilijk over?’, hoor ik je nu denken. Mijn simpele antwoord is: ‘Ik ben één van de zeldzame mensen op aarde die niet van op vakantie gaan houdt’. Of het nou het trauma is dat ik heb opgelopen toen ik in de circusschool werd gedropt toen ik een jaar of vier was (‘Leuk voor d’r’, dachten mijn ouders), waar ik meer huilend dan anders de tijd heb doorgebracht, of het voorval dat ik dacht dat ik op zijn minst gewurfd zou worden door een slang in Frankrijk toen ik wat naast mijn tent hoorde (en het gewoon de naaktkat van de campingeigenaar bleek te zijn): ik. houd. niet. van. op. vakantie. gaan.
Het probleem is: ‘Ik houd ook niet van níet op vakantie gaan’. Als voor de rest van de wereld de tijd stil staat en ze de hort op zijn, dan is er in mijn leven ook niet zoveel meer te beleven. Niet dat ik zo afhankelijk ben van anderen, maar het zit ‘m in de kleine dingen. De vele herhalingen op TV en de supermarkt die dicht gaat om te verbouwen. Maar ook in wat essentiëlere dingen als het feit dat het tien keer rustiger is hier op mijn blog, en in het feit dat er (naast Fashionweek) weinig tot geen evenementen worden georganiseerd. Het is vakantietijd en er wordt ervan uitgegaan dat mensen er niet zijn, en als je er dan wél bent, dan is het leven niet allergezelligst.
Uitstellen, uitstellen, uitstellen, dus maar. Net zo lang totdat mijn vader er chagrijnig van werd en iedereen waarmee ik samenwerk ook. Want als je eind juni nog niet weet wat je in de vakantieperiode gaat doen, dan ben je net zo irritant als dat je om de maand je mail eens beantwoordt (wat ik dan weer níet doe, maar dus wel heel irritant vind).
Het hilarische aan dit alles vind ik eigenlijk nog dat vakantie een soort ontsnapping aan sleur moet zijn (toch?), maar dat je jaarlijks eind juni toch écht je vakantieplannen moet aangeven: dat is toch zo vastgeroesd als wat? Begrijp me niet verkeerd: ik ben erg van het plannen, maar ík hoef niet te ontspannen. Als in: ik zou wel willen ontspannen, maar ik faal er hopeloos in. Vandaar dat vakantie voor mij ook niet zo nuttig voelt. Dus als je wél wilt ontspannen en aan die sleur wilt ontsnappen: hoe voel je je dan op je eerste vakantiedag? Knop om en ontspannen nu? Oh nee, dat geeft heus geen averechts effect. Je begrijpt: ik hóud niet alleen niet van op vakantie gaan, ik begríjp er ook nog eens niets van.
En toen… kwamen er vorige week zes konijnenjongen op de wereld (voor wie dat gemist heeft: ga me nodig volgen!). Waarvan ik de moeder niet ben (ik ben tenslotte geen konijn), maar wel een soort oma – zoals mijn vader dat leuk heeft gevonden. ‘Ik weet niet wat jullie doen, maar ik moet voor de kleintjes zorgen’, zeg ik dus. Saved by the bell. Tot volgend jaar, veelgestelde vraag.
Foto’s door Bas Visserman.